• toen·dra
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘mossteppe’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
  • >Russisch: тундра
    • >Kildin-Samisch: tū̄ndra ("boomloze steppe")
enkelvoud meervoud
naamwoord toendra toendra's
verkleinwoord toendraatje toendraatjes

de toendrav

  1. grote moerassige en boomloze vlakte in de noordelijke poolstreken
     Een van hen liep in de kou over de Russische toendra, zoals zo veel soldaten zowel voor als na hem deden, zowel Zweden als Duitsers.[2]
94 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]