1. Tochtsloot langs de Fokkerweg bij Schiphol
  • tocht·sloot
enkelvoud meervoud
naamwoord tochtsloot tochtsloten
verkleinwoord tochtslootje tochtslootjes

de tochtslootm

  1. (waterbeheer) watergang waardoor af te voeren water uit smallere watergangen naar een breder water loopt
      Deze greppels monden uit in een afvoersloot die langs de korte zijden der kavels loopt over een vak van b.v. 100 feddans; de bodemhelling is 0.0003. Zij mondt uit in een tochtsloot van ruimere afmetingen met nog flauwere bodemhelling en van uit deze hoofdsloot moet het draineer-water worden opgepompt in de afvoerleiding door den Staat aan te leggen, welke leiding het water loost in zee of voorloopig in de meren.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    W.H. Kloppenburg
    Irrigatie methoden in Egypte (12-02-1927) in: De Ingenieur  , jrg. nr., KIvI, blz. 125