tjalk
- tjalk
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘zeilvaartuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tjalk | tjalken |
verkleinwoord | tjalkje | tjalkjes |
- (scheepvaart) Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
- tjalk
1. Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
- Het woord tjalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tjalk" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tjalk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be