• tilt
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘standhoek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1963 [1]
vervoeging van
tillen

tilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tillen
    • Jij tilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tillen
    • Hij tilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tillen
    • Tilt! 


vervoeging
onbepaalde wijs to  tilt 
he/she/it  tilts 
verleden tijd  tilt 
voltooid
deelwoord
 tilt 
onvoltooid
deelwoord
 tilting 
gebiedende wijs  tilt 

tilt

  1. onovergankelijk overhellen, scheef/schuin staan
  2. onovergankelijk, (spel) deelnemen aan aan een toernooi [2]
  3. overgankelijk doen overhellen, scheef/schuin doen staan
  4. overgankelijk  vellen ww  [2]
  5. overgankelijk een huif [2] of zeil spannen over
enkelvoud meervoud
tilt tilts

tilt

  1. schuinte
  2. (spel) steekspel, toernooi [2]
  3. geneigdheid, neiging
  4. dekzeil, huif
  1. tilt, Online Etymology Dictionary