Zwijndrecht kunstwerk leunen overhellen
  • over·hel·len

overhellen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overhellen
helde over
overgeheld
zwak -d volledig
  1. (bouwkunde) scheef staan, niet verticaal staan
  2. geneigd zijn om iets te gaan kiezen zonder al daadwerkelijk gekozen te hebben
    • Zelikow geeft niet toe aan de verleiding om mee Trump af te breken. Zijn kritiek is gericht op de drie regeringen van na 9/11. In plaats van pragmatische vragen te stellen (zoals ‘waar kunnen we het meeste doen om de balans naar een open en beschaafde wereld te laten overhellen?’ [2] 
    • We krijgen kritiek van mensen die meer censuur willen toepassen en mensen die dit minder willen. We zien dat als een signaal dat we niet te veel overhellen naar een van beide kanten. Ik hoop dat mensen kunnen begrijpen dat we onze rol zeer serieus nemen. [3] 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 28 AUGUSTUS 2017
  3. Volkskrant Monika Bickert 25 mei 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be