huif
Niet te verwarren met: huik |
- huif
- In de betekenis van ‘kap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huif | huiven |
verkleinwoord | huifje | huifjes |
- (valkerij) kapje dat een valk wordt opgezet om de vogel rustig te houden
- Een huif is vaak een waar kunstwerkje.
- een zeildoek over een wagen dat door dunne bogen ondersteund wordt
- We hebben een aanhanger met huif gekocht.
1. kapje dat een valk wordt opgezet om de vogel rustig te houden
vervoeging van |
---|
huiven |
huif
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiven
- Ik huif.
- gebiedende wijs van huiven
- Huif!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiven
- Huif je?
- Het woord huif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huif" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "huif" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be