tijdsschaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tijdsschaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tijds·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tijdsschaal | tijdsschalen |
verkleinwoord | tijdsschaaltje | tijdsschaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- een tijdshoeveelheid van een bepaalde orde van grootte
- ▸ En nu? Is het nog reëel om ons zorgen te maken over een eventuele ijstijd, terwijl we in het nieuws steeds weer horen over de opwarming van de aarde? Dat hangt ervan af op welke tijdsschaal we kijken.[1]
- ▸ Op een tijdsschaal van duizenden jaren is het reëler dat we ons zorgen maken over opwarming, wijzen klimaatmodellen uit.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tijdsschaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Gemma Venhuizen“IJstijden” (2014), Amsterdam University Press , ISBN 9789089647115