theatergroep
- the·a·ter·groep
- samenstelling van theater zn en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | theatergroep | theatergroepen |
verkleinwoord | theatergroepje | theatergroepjes |
- een organisatie die zich bezighoudt met het repeteren en uitvoeren van theatervoorstellingen
- ▸ Natuurlijk kun je een stuk steeds opnieuw spelen, maar het zal nooit hetzelfde zijn als de vorige voorstelling, het publiek en de theatergroep zullen het elke keer anders beleven.[1]
- ▸ Het geld is niet voor alle culturele organisaties, maar voor culturele instellingen "die van vitaal belang zijn". Het gaat om subsidies voor de culturele "basisinfrastructuur" en voor instellingen en festivals die meerjarig worden ondersteund door de zes rijkscultuurfondsen, zegt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Te denken valt aan instellingen zoals het Openluchtmuseum, het Rijksmuseum, Theatergroep Maastricht en het Oerolfestival.[2]
1. een organisatie die zich bezighoudt met het repeteren en uitvoeren van theatervoorstellingen
- Het woord theatergroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Steunpakket van 300 miljoen euro voor de culturele sector” (15-04-2020), NOS