• the·is·me
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘een geloof in God’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
  • afgeleid van het Griekse θεος 'theos' (God) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord theïsme -
verkleinwoord - -

het theïsmeo [3]

  1. (religie) (filosofie) levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van één of meer bestaande goden
    • Een soortgelijke vraag doet zich voor bij systematisch theologen: willen zij primair een analyse geven van het christelijk geloof als beleefd geloof of is hun werk eerder te verstaan als een christelijke invulling van het theïsme?[4] 
77 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[5]