Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord terughouding terughoudingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

terughouding v [1]

  1. het voorzichtig en niet op de voorgrond handelen
     Het verzet kon maanden aanhouden, totdat op een avond onvermijdelijk (door telkens weer andere oorzaak) de spanning brak en Ernst zich zonder verdere terughouding aan het glas overgaf.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen