terughouding
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·rug·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van terughouden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terughouding | terughoudingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het voorzichtig en niet op de voorgrond handelen
- ▸ Het verzet kon maanden aanhouden, totdat op een avond onvermijdelijk (door telkens weer andere oorzaak) de spanning brak en Ernst zich zonder verdere terughouding aan het glas overgaf.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord terughouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925