tersel
- ter·sel
- via Middelnederlands tersel van Oudfrans tercel dat wellicht verwijst naar het vroegere idee dat in een broedsel uit het derde ei (vergelijk Latijn tertius "derde") een mannetje zou komen, cognaat met Frans tiercelet, Engels tercel, Duits Terzel [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tersel | tersels |
verkleinwoord | terseltje | terseltjes |
de tersel m
- (dierkunde), (valkerij) mannetje van een roofvogelsoort
- (…) de twee duide-
Lijk jagende valken, die, zeg ik eerlijk,.
Ons volgden van boomtop tot boomtop, altijd.
Schreeuwend tussen beide, vrouwtje en tersel, (…) [3]
- (…) de twee duide-
1. mannetje van een roofvogelsoort
- Het woord 'tersel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tersel" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tersel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Daalen, M. van"Hoe het opent, en doorgaat te openen" in: Nieuw Letterkundig Magazijn nr. 17 (1999); p. 38-39
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be