ter bevoegder plaatse

  • ter be·voeg·der plaat·se

ter bevoegder plaatse

  1. (verouderd) door of bij de instantie die erover gaat
  2. (verouderd) op het geschikte punt (in een tekst)
  • Het woord "ter" is een samentrekking van het voorzetsel "te" en "der", de datief van het lidwoord de. De naamwoorden die bij het voorzetsel "te" horen, stonden vroeger in de datief, met de uitgang -e voor "plaats" en de uitgang -er voor "bevoegd" (niet te verwarren met de vergrotende trap). In een minder archaïsche vorm krijgt het bijvoeglijk naamwoord "bevoegd" niet meer de specifieke uitgang "-er", maar de gewone verbogen vorm op -e. Als de zinsnede is afgeleid van "bevoegde plaats", zonder bepaald lidwoord, is de vorm met "te" juist: daarmee wordt dan aangegeven dat er niet naar een bepaalde instantie of plaats wordt verwezen.