• tem·po·rair
  • uit het Frans [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen temporair temporairder temporairst
verbogen temporaire temporairdere temporairste
partitief temporairs temporairders -

temporair [2]

  1. tijdelijk, dus niet blijvend of structureel
    • De tijdelijke opslag die de KRO-bazen Yvonne de Haan en Taco Rijssemus hebben ontvangen in 2013, blijkt toch minder temporair te zijn. [3] 
    • Holland Festival-tijd. De Nederlandse componist, veelal beroemder buiten dan binnen de grenzen, mag even zijn kunstje vertonen. Rob Zuidam laat zich de temporaire interesse Vlaams-vriendelijk aanleunen. [4] 
    • Decennia onderhandelingen om Turkije louter toezeggingen te doen als het bijvoorbeeld de mensenrechtensituatie in het land verbetert worden door een temporair probleem tenietgedaan. [5] 
77 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]