• teer·be·mind
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen teerbemind teerbeminder teerbemindst
verbogen teerbeminde teerbemindere teerbemindste
partitief teerbeminds teerbeminders -

teerbemind [1]

  1. van iemand dat je er erg veel van houdt
     En dat allemaal voor mij. Waarom komt mij zoveel toe? Hoe kan het dat U mij tot U hebt toegelaten, mij Uw onschatbare aarde hebt laten betreden, onder deze sterren van U, aan de voeten van deze onbezonnen, berustende, onfortuinlijke, teerbeminde vrouw? Het was drie uur 's nachts toen Joeri Andrejevitsj van zijn tafel en papier opkeek.[2]
     Kerstmis is het feest van medemenselijkheid en bezinning op het leven. In de geboorte van een Kind, teerbemind en kwetsbaar, komt God de mens nabij.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “„Problemen van de wereld zijn ingrijpend”” (27 december 2001), Reformatorisch Dagblad