tandtechnicus
- tand·tech·ni·cus
- samenstelling van tand en technicus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandtechnicus | tandtechnici tandtechnicussen |
verkleinwoord | tandtechnicusje | tandtechnicusjes |
de tandtechnicus m
- (beroep) de maker van kunstgebitten en kunsttanden
1. de maker van kunstgebitten en kunsttanden
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord tandtechnicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.