• tai·koen
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘titel van de shogun’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
  • Via het Engelse tycoon ontleend aan het Japanse 大君 (たいくん, taikun; "grote heer"), een titel voor de shoguns.
enkelvoud meervoud
naamwoord taikoen taikoens
verkleinwoord taikoentje taikoentjes

de taikoenm

  1. een rijk persoon die een groot deel van een bepaalde bedrijfstak in handen heeft
    • De Indische taikoen Lakshmi Mittal kocht in 2006 het staalbedrijf Arcelor en werd daarmee de eigenaar van de grootste staalproducent ter wereld. 
  • alternatieve spelling: tycoon.
13 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[2]