Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·baks·rook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tabaksrook tabaksroken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de tabaksrookm

  1. rook van brandende tabak
    • toen ik tien minuten in het café was geweest stonken mijn kleren 24 uur naar tabaksrook 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid