tabaksbouw
  • ta·baks·bouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tabaksbouw
verkleinwoord

de tabaksbouwm

  1. het verbouwen, telen van tabak
     Rijstbouw op Java, tabaksbouw op Sumatra, een kampong op Borneo. Het zijn de veelzeggende titels bij grote schoolplaten die boeien door de gedetailleerde weergave. Wat valt er veel te ontdekken![2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Jacob Hoekman
    “Rauwe nostalgie” (17-11-2004), Reformatorisch Dagblad