taalniveau
- Geluid: taalniveau (hulp, bestand)
- taal·ni·veau
- samenstelling van taal zn en niveau zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalniveau | taalniveaus |
verkleinwoord |
het taalniveau o
- (onderwijs) stadium in de ontwikkeling van de taalvaardigheid
- ▸ Ook laat de kwaliteit van docenten te wensen over en zitten cursisten met verschillende taalniveau’s in één klas.[1]
- ▸ ’‘Er zijn veelbelovende initiatieven op het gebied van het begeleiden van nieuwkomers’‘, aldus Hamer. ’‘Een mooi voorbeeld is de gemeente Utrecht waar taal, werk en opleiding worden gebundeld in één leer- en werkprogramma. Daardoor kunnen mensen met een laag taalniveau toch aan de slag.’‘[2]
1. de mate waarin iemand een taal kan gebruiken; de mate waarin iemand taalvaardig is
- Het woord taalniveau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Taal en bureaucratie staan inburgering Syriërs in de weg” (12-03-2020), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “„Help vluchteling beter met vinden van werk”” (24-05-2019), Reformatorisch Dagblad