• swin·gend
vervoeging van: swingen
verbogen vorm: swingende

swingend

  1. onvoltooid deelwoord van swingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen swingend swingender swingendst
verbogen swingende swingendere swingendste
partitief swingends swingenders -

swingend

  1. van muziek dat ze ritmisch is en tot dansen uitnodigd
    • Zij laten de deelnemers op maandag 15, 22 en 29 juli vanaf 19.30 uur een uurtje intensief fitnessen op swingende Latijns-Amerikaanse muziek. [1] 
    • In eigen land is Bosch bekend vanwege de ‘salsa sura-revolutie’, de meer swingende salsastroming. [2] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]