Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·ka·de·koek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sukadekoek sukadekoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sukadekoekm

  1. (voeding) koek uit Groningen waarin stukjes sukade zijn verwerkt
    • Alexander Pechtold zit achterin de auto zachtjes te zingen. We zijn op weg naar Groningen voor het debat van het Noorden. Hij moet het verschil weten tussen een Fries suikerbrood en een Groninger sukadekoek, maar ook wat D66 denkt te doen aan de krimpgemeenten.[2] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Yvonne Kroonenberg 29 mei 2010