gesneden sukade
  • su·ka·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gekonfijte schil van cederappel’ voor het eerst aangetroffen in 1480 [1]
  • van Middelnederlands sucade [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sukade
verkleinwoord

de sukadev / m [3]

  1. gezoete schil van de vrucht van de sukadeboom (Citrus medica  )
    • De afgelopen decennia begon het al in de wetenschap te dagen dat er maar drie ‘echte'citrussoorten zijn: de pomelo (Citrus grandis) , de mandarijn (Citrus reticulata) en de sukadecitroen of cedraat (Citrus medica) .De kennis kwam eerst van botanici (die bij alle citrusvruchten naar details van vruchten, blaadjes en bloemen keken), later van genetici die eiwitten en stukjes DNA vergeleken. Het inzicht betekent een flinke opruiming in het soortenassortiment, want vroeger kon een kenner rustig beweren dat er 16, of zelfs wel 162 soorten citrusfruit bestonden.[4] 
    • Een feeststol? Jammer dat politiek correcte. Maar het brood ziet er goed uit: mooi gevuld met noten, rozijnen en zelfs stukjes sukade. De spijs smaakt scherper door de goedkopere amandelsoort. Wel een dikke voldoende.[5] 
  2. rundvlees van de schouder van het rund, meestal gebruikt als stoofvlees
    • Een Big Green Egg torent uit boven de open keuken, van die barbecue komt het hoofdgerecht: sukade van Black Angus-rund met een röstibonbon, een quenelle van paddenstoelen en rode wijnsaus. Sukade is een deel van het rund dat doorgaans in de stoofpot verdwijnt, maar van de juiste kwaliteit en ontzeend kan het dus ook een perfecte biefstuk opleveren.[6] 
88 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[7]