sublimaat
- su·bli·maat
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zwaar vergiftigde antiseptische stof’ voor het eerst aangetroffen in 1636 [1]
- Naamwoord van handeling van sublimeren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sublimaat | sublimaten |
verkleinwoord | - | - |
het sublimaat o
- (natuurkunde) elk vast product van een sublimering
- (scheikunde) giftige verbinding van kwik met chloor (Kwik(II)chloride)
- Het woord sublimaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sublimaat" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sublimaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sublimaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be