subliem
- su·bliem
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groots’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- afgeleid uit het Latijnse 'līmus' (schuin) met het voorvoegsel sub- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | subliem | subliemer | subliemst |
verbogen | sublieme | subliemere | subliemste |
partitief | subliems | subliemers | - |
subliem
- prachtig, de schoonheid in haar hoogste vorm of graad vertonend
- ▸ Het hele semester was over oude mannen uit de negentiende eeuw gegaan die gedichten schreven over Vikingen en het eeuwige en andere dingen die subliem waren, een woord dat ze graag gebruikten terwijl het alleen maar belachelijk overdreven betekende.[3]
- Het woord subliem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "subliem" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "subliem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be