stuurcabine
- Geluid: stuurcabine (hulp, bestand)
- stuur·ca·bi·ne
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuurcabine | stuurcabines |
verkleinwoord |
de stuurcabine v
- deel van een voertuig waar de bestuurder zit
- ▸ De hond stond nu blaffend op het dak van de stuurcabine, en de mannen keken met grimmig gezicht van de camera weg.[2]
- ▸ De piloot zegt dat hij door het giftige tcp, een chemische stof die in de lucht van de stuurcabine zou hangen, ziek is geworden. Die tcp-dampen komen uit de motor en dringen via de luchtverversers de cockpit binnen.[3]
1. deel van een voertuig waar de bestuurder zit
- Het woord stuurcabine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “KLM vs. piloot: nog iets te vroeg” (28-08-2013), NOS