stroelen
- stroe·len
- van Middelnederlands streulen "plassen"; klanknabootsing, vergelijkbaar met struilen [1][2][3]
stroelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stroelen |
stroelde |
gestroeld |
zwak -d | volledig |
- met een ruisend, murmelend geluid stromen
de stroelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stroel
- Het woord stroelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stroelen" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ stroelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be