huis met strodak
  • stro·dak
enkelvoud meervoud
naamwoord strodak strodaken
verkleinwoord strodakje strodakjes

het strodako

  1. dak bedekt met riet
    • De brandweer van Brakel rukte gisteren omstreeks 11.30 uur uit voor een woningbrand op de Brusselsestraat in Nederbrakel. Buurtbewoners dachten dat het strodak van de woning van architect J. Piteraerents brandde. Bij aankomst bleek het enorme dampvorming veroorzaakt door de opwarming van het dak. Buurtbewoners hadden zich laten misleiden door de mistbank met een lichte brandgeur. [2] 
    • In provinciaal domein Rivierenhof lijden niet alleen vogels onder het winteroffensief. De voorbije dagen lieten meer dan honderd karperachtigen het leven door gebrek aan zuurstof, vooral aan de Congohut met z'n strodak tegenover het Sterckshof. [3] 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 08 DECEMBER 2008 (edp) Strodak brandt niet
  3. De Standaard 09 JANUARI 2009 OM 00:00 UUR | (jaa) Massale vissterfte in vijvers Rivierenhof
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be