• sto·mend
vervoeging van: stomen
verbogen vorm: stomende

stomend

  1. onvoltooid deelwoord van stomen


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stomend stomender stomendst
verbogen stomende stomendere stomendste
partitief stomends stomenders -

stomend

  1. damp producerend
    • Stomende jacuzzi’s, buitenkeukens, douches-voor-twee, ijsklontjesmakende dubbele ijskasten: we hoeven niet zo nodig. Een peiling van deze krant suggereert dat de meeste Nederlanders sobere wensen hebben over hun woning. [1] 
  2. (figuurlijk) zeer heftig
    • Van 1986 tot 1987 zou Pitt een stomende affaire hebben gehad met de toenmalige vrouw van Mike Tyson. ,,Ik heb hen er nooit op betrapt, maar ik wist wel wat er gaande was’’, aldus Tyson, die op dat moment in scheiding lag met Givens. [2] 
    • Gelukkig is het niet al te warm, want Jan Kooijman schroeft de temperaturen op met een stomende fotoshoot in de Linda. Op Instagram deelt hij een paar van die kiekjes, met één foto waarop uiteraard een ontbloot bovenlijf te zien is. [3] 


98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]