• sti·le·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in stijlvorm brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
  • afgeleid van het Franse styler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stileren
stileerde
gestileerd
zwak -d volledig

stileren

  1. Iets in (een mooie) vorm of stijl brengen.
    • Een kapper of kapster is iemand die voor zijn of haar beroep haar knipt of stileert. 
  2. uitbeelden in vereenvoudigde vorm
82 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]