steunder
- steun·der
- naamwoord van handeling van steunen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steunder | steunders |
verkleinwoord |
de steunder m
- deel van een bouwwerk dat zaken op hun plaats houdt
- ▸ De vermoedelijk vijf weken oude katten hadden zich verschanst in een opening tussen het wegdek en een steunder van het viaduct.[3]
- iemand die iets of iemand aanbeveelt
- ▸ Maar de voorlichter van de gemeente laat weten dat een steunbetuiging bestaat uit een bezoek van de 'steunder' aan het gemeentehuis met zijn of haar paspoort en dat er door een speciale ambtenaar een steunbetuiging moet worden opgesteld voor deze persoon.[4]
- Het woord steunder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "steunder" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ steunder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron ZANDER LAMME“Viaductkittens veilig onder dak” (15 nov. 2019), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “'Hoe hoog kun je de drempel maken voor de burger?'” (9 december 2017), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be