sterrenschot
  • ster·ren·schot
enkelvoud meervoud
naamwoord sterrenschot
verkleinwoord

het sterrenschoto

  1. gelatine-achtige brij bestaande uit resten van een zwangere wijfjeskikker of pad die door een ’predator’ - bijvoorbeeld een reiger - is opgevreten en uitgebraakt
    • Zo zou het sterrenschot kunnen zijn, een gelatine-achtige brij bestaande uit resten van een zwangere wijfjeskikker of pad die door een ’predator’ - bijvoorbeeld een reiger - is opgevreten. [2] 
    • Hij wijst op een drilpudding in de modder. Transparante trilzwam? "Nee, sterrenschot. Komt van de reiger. Die heeft een vrouwtjeskikker opgegeten, maar met haar kikkerdril weet hij geen weg, die gooit hij er weer uit. Zien jullie die zwarte puntjes? Als de dril in het water terecht was gekomen, dan waren er alsnog kikkervisjes uitgegroeid." [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf C. Ververs 16 december 2017 Antwoord op mysterieuze vondst
  3. NRC J. Roodnat 2 maart 2002 De Groote Peel