Nederlands

 
heksensnot
Uitspraak
Woordafbreking
  • hek·sen·snot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heksensnot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het heksensnoto

  1. gelatine-achtige brij bestaande uit resten van een zwangere wijfjeskikker of pad die door een predator is opgevreten en uitgebraakt
    • Het is lente en dan is er ook weer heksensnot; grote, kleurloze klodders gelei.[1] 
  2. snot van heksen
    • De opperheks had de komst van de heksen de voorbije weken al aangekondigd. Op verschillende plekken en in meerdere klassen had ze heksensnot en andere vreemde dingen achtergelaten. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Lente, dus is er weer heksensnot, De Gelderlander, 21 maart 2017
  2. De Standaard 04 OKTOBER 2008 Jean-Pierre De Lamper In Baasrode staat een heksenschool