• ster·re·loos
  • afleiding van ster met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sterreloos sterrelozer sterreloost
verbogen sterreloze sterrelozere sterrelooste
partitief sterreloos sterrelozers -

sterreloos

  1. zonder ster (hemellichaam)
    • En daar boven ligt de donkerblauwe hemel, sterreloos en onmetelijk. [1]
  2. zonder ster (onderscheidingsteken)
    • Door het afnemen van hun ster werden vervolgens La Truite D'Or in Gulpen en Au Coin des Bons Enfants in Maastricht sterreloos. [2]
  3. zonder ster (uitblinker)
    • Door alles te geven wist het sterreloos elftal toch een overwinning te behalen tegen de vedetten van de landskampioen. 
  • Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[3] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[4]