Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·mings·vol
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stemmingsvol stemmingsvoller stemmingsvolst
verbogen stemmingsvolle stemmingsvollere stemmingsvolste
partitief stemmingsvols stemmingsvollers -

Bijvoeglijk naamwoord

stemmingsvol

  1. met veel stemming
    • Hij had een heel stemmingsvol donkerblauw pak aan tijdens zijn sollicitatiegesprek, want hij wilde een betrouwbare indruk maken op zijn nieuwe baas. 

Gangbaarheid