Nederlands

 
stadsbibliotheek
Uitspraak
Woordafbreking
  • stads·bi·blio·theek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stadsbibliotheek stadsbibliotheken
verkleinwoord stadsbibliotheekje stadsbibliotheekjes

Zelfstandig naamwoord

de stadsbibliotheekv

  1. een instantie waar de bewoners van een stad boeken kunnen lenen; bibliotheek die het bezit is van een stad
     Mij is verzekerd dat ze hier een voortreffelijke stadsbibliotheek hebben, samengesteld uit enkele rijke giften.[2]
     Tijdens zijn regeerperiode bleef hij een liefhebber van kunst en cultuur. Hij bouwde 'Unter den Linden' in Berlijn uit tot een prachtallee met een eigen opera, een stadsbibliotheek en een katholieke kathedraal. Bovendien was hij de eerste koning met een eigen orkest.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Beau Heimensen
    “Duitsland viert 300ste verjaardag Frederik de Grote” (24-01-2012), NOS