sportklas
- sport·klas
- samenstelling van sport zn en klas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportklas | sportklassen |
verkleinwoord | sportklasje | sportklasjes |
de sportklas v
- (onderwijs) groep leerlingen met een lesprogramma waarin naar verhouding veel lichaamsbeweging is opgenomen
In Nederland gaat het om een lesprogramma voor het hele jaar, vaak gericht op leerlingen die een loopbaan in de sport nastreven; in België gaat het om een periode van enkele dagen waarin lichamelijke opvoeding wordt gegeven in een sportaccommodatie. - (sport) groep mensen die gezamenlijk les krijgen in een bepaalde vorm van lichaamsbeweging
- ▸ In uw boek beschrijft u alledaagse situaties, zoals de rij in de saladebar, of de marteling van een geritualiseerd sportklasje.[3]
- ▸ Volgens directeur Patrick Rijnbeek van branchevereniging NL Actief “haal je de 103 decibel niet in een sportklas”. Voor hem is het belangrijkste verschil dat de komende jaren in kaart gebracht wordt hoe hard het geluid wél is in de fitnesscentra - iets wat nu niet bekend is.[4]
- Het woord sportklas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Joke Mat“‘Je krijgt heel erg een band met je paard’” (8 april 2017) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron E.H.De Voogd“Leerlingenwerving 1” (19 februari 2011) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Jonas Kooyman“‘Millennials hebben geleerd dat bedrog loont’” (16 april 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Floor Bouma“Ook bioscopen en sportscholen moeten zich houden aan geluidsregels” (6 december 2018) op nrc.nl