Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spoorverkeero

  1. al het vervoer dat over een spoorweg gaan
     Tiverzin zou jarenlang denken dat hij die nacht in zijn eentje het werk en het spoorverkeer had stilgelegd.[1]
     Het spoorverkeer in Canada heeft al dagen last van protesten van de inheemse bevolking. Ze blokkeren het spoor in strijd tegen de bouw van een oliepijpleiding die dwars door hun traditionele land zal lopen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Inheemse bevolking Canada protesteert tegen pijpleiding” (20-02-2020), NOS