• trei·nen·loop
enkelvoud meervoud
naamwoord treinenloop treinenlopen
verkleinwoord

de treinenloopm [1]

  1. (spoorwegen) de gang van de treinen; de voortgang van de treinen
     Je had naar de treinenloop moeten informeren en je niet zo maar in het web laten verstrikken.[2]
     Spoorbeheerder ProRail verwacht dat alle treinreizigers vanavond naar hun bestemming kunnen komen en dat de treinenloop morgenochtend volgens dienstregeling kan worden uitgevoerd.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  3.   Weblink bron “Treinverkeer hele avond ontregeld na storing bij ProRail, morgen weer normaal” (donderdag 16 september 2021, 18:00), NOS