spookverhaal
- Geluid: spookverhaal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspokfərˌhal / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈspok.vərˌhaɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈspok.vərˌhal/
- spook·ver·haal
- samenstelling van spook en verhaal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spookverhaal | spookverhalen |
verkleinwoord | spookverhaaltje | spookverhaaltjes |
het spookverhaal o
- een verhaal over spoken of het bovennatuurlijke, om mensen te laten griezelen
- Bij het kampvuur vertelden we elkaar spookverhalen.
- (figuurlijk) bewering die niet gebaseerd is op feiten, maar toch als waar zijnde wordt rondverteld
- Tijdens de bijeenkomst worden vragen van bewoners beantwoord en worden spookverhalen uit de wereld geholpen.
- Er doen veel spookverhalen de ronde over vaccinaties.
- [2] wilde verhalen
- Het woord spookverhaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spookverhaal" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be