Nederlands

 
[1] tijdschrijft met spookverhalen
Uitspraak
Woordafbreking
  • spook·ver·haal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spookverhaal spookverhalen
verkleinwoord spookverhaaltje spookverhaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het spookverhaalo

  1. een verhaal over spoken of het bovennatuurlijke, om mensen te laten griezelen
    • Bij het kampvuur vertelden we elkaar spookverhalen. 
  2. (figuurlijk) bewering die niet gebaseerd is op feiten, maar toch als waar zijnde wordt rondverteld
    • Tijdens de bijeenkomst worden vragen van bewoners beantwoord en worden spookverhalen uit de wereld geholpen. 
    • Er doen veel spookverhalen de ronde over vaccinaties. 
Synoniemen
  • [2] wilde verhalen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be