spleen
- spleen
- van spleen, in de betekenis van ‘lichte depressiviteit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spleen | - |
verkleinwoord | - | - |
het spleen o
- (psychologie) licht depressieve, hangerige gemoedsgesteldheid vervuld van hunkering naar iets anders van onbestemde aard
- Het woord spleen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spleen" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spleen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "spleen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /spliːn/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
spleen | spleens |
spleen