• spi·le
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord spila.
Naar frequentie > 50000
vervoeging
onbepaalde wijs spile
tegenwoordige tijd spiler
verleden tijd spilte
voltooid
deelwoord
spilt
onvoltooid
deelwoord
spilende
lijdende vorm spiles
gebiedende wijs spil
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

spile

  1. overgankelijk bestanddeel van de Noorse frasen spile opp en spile ut


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spile     m: spilen
v: spila  
  spiler     spilene  
genitief   spilens     m: spilens
v: spilas  
  spilers     spilenes  

spile, m / v

  1. staaf, stang, stok
  2. spaak
  3. balein
  4. pijpje, stok


  • spi·le
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord spila.
vervoeging
onbepaalde wijs spile
spila
tegenwoordige tijd spilar
verleden tijd spila
voltooid
deelwoord
spila
onvoltooid
deelwoord
spilande
lijdende vorm spilast
gebiedende wijs spil
spila
spile
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

spile

  1. overgankelijk bestanddeel van de Noorse frasen spile opp en spile ut


m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spile     spilen     spilar     spilane  
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spile     spila     spiler     spilene  

spile, m / v

  1. staaf, stang, stok
  2. spaak
  3. balein
  4. pijpje, stok