Nederlands

 
een speleoloog in actie
Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·leo·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speleoloog speleologen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de speleoloogm

  1. (beroep) (geologie) een onderzoeker van grotten en holen, kenner van de speleologie
    • In de duisternis, nauwelijks in staat een rilling te onderdrukken, kruipt Hideki achter Toru aan door wat op een onderaardse gang lijkt. Hij kan niet begrijpen hoe hij hier terecht is gekomen, het enige wat hij wil is met de trein naar huis. Als een verdwaalde speleoloog die zich richt op een sprankje ver daglicht volgt hij het dansende vlammetje van Toru's aansteker. [3] 
    • Sharon glimlacht. 'En jij ziet zo bleek als het achterste van een speleoloog. [4] 
    • De onderzoekers hopen hun nieuwe inzicht te kunnen gebruiken bij het ontwerpen van betere viool- en gitaarsnaren, touwladders en hefkabels voor reddingshelikopters, abseil-touwen voor bergbeklimmers en speleologen, lijnen voor parachutes. En verhuizers zouden het ook leuk vinden als die piano onderweg naar boven niet begint te draaien. [5] 
    • Vorig jaar zat elders in Duitsland een speleoloog lang vast in een grot. De onderzoeker liep op een kilometer diepte ernstig hoofdletsel op door een vallende rots, en werd pas na elf dagen bevrijd door reddingswerkers. [6] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. speleoloog op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Beijnum, Kees van
    De offers [2014] ISBN 978-90-234-8628-2 pagina 49
  4. Mitchell, David
    Tijdmeters Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema [1988] ISBN 978-90-468-1748-3 pagina 375
  5. de Standaard VRIJDAG 14 JULI 2017
  6. Tubantia 15-juni-2015
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be