spanningsloos
- span·nings·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spanningsloos | spanningslozer | spanningsloost |
verbogen | spanningsloze | spanningslozere | spanningslooste |
partitief | spanningsloos | spanningslozers | - |
spanningsloos
- zonder spanning
- De rustige man leek een spanningsloos leven te leiden.
- Het woord spanningsloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.