• souf·fle
enkelvoud meervoud
naamwoord souffle souffles
verkleinwoord - -

de soufflev

  1. (medisch) hartgeruis


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  souffle     la souffle     souffles     les souffles  

souffle v

  1. adem, luchtstroom
  2. zucht
  3. (figuurlijk) inspiratie
vervoeging van
souffler

souffle

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van souffler
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van souffler
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van souffler