• som·pig
  • afleiding van sompig met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sompig sompiger sompigst
verbogen sompige sompigere sompigste
partitief sompigs sompigers -

sompig [1]

  1. heel vochtig en drassig waardoor je er diep in weg zakt als je er overheen loopt
    • Na de regenbui was ons gazon een sompig moeras geworden. 
51 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]