• so·li·da·ri·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord solidariteit solidariteiten
verkleinwoord - -

de solidariteitv

  1. bewustzijn van groepsbelang en de wil om dat te tonen
     Die analyse had tot de praktische conclusie geleid dat echte solidariteit bestond uit bankovervallen en wapendiefstallen om de PFLP behulpzaam te zijn.[2]
  2. (juridisch) hoofdelijkheid, zowel ten aanzien van schuldeisers als van schuldenaren
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be