solidair
- so·li·dair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘door saamhorigheid verbonden’ voor het eerst aangetroffen in 1822 [1]
- afgeleid van het Franse solidaire of van solide met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | solidair | solidairder | solidairst |
verbogen | solidaire | solidairdere | solidairste |
partitief | solidairs | solidairders | - |
solidair [3]
- door een gevoel van saamhorigheid verbonden of daarvan blijk gevend
- Of het goed is dat Europese landen zich solidair met Groot-Brittannië tonen (Trouw-commentaar, gisteren) zou ik niet durven zeggen.[4]
- (juridisch) hoofdelijk
1.
- Het woord solidair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "solidair" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "solidair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ solidair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Trouw Sylvain Ephimenco- 7:09, 29 maart 2018 Ook Rusland is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be