taartschep met snijkant
  • snij·kant
enkelvoud meervoud
naamwoord snijkant snijkanten
verkleinwoord

de snijkantm

  1. de zijde van een mes waarmee men kan snijden
    • Op de Dag van de Linkshandigheid willen belangengroepen de aandacht vestigen op de alledaagse problemen van mensen die links zijn. Zo kunnen zij niet knippen met een gewone schaar, geen blikopener hanteren, geen frikadel speciaal eten met een vorkje met een snijkant, geen juskom met een schenktuitje gebruiken en niet leren breien als een rechtshandige, meldt de linkshandigenshop op internet, die veel aangepaste artikelen verkoopt. [2] 
  2. de zijde van een voorwerp waar het gesneden is met een mes of ander scherp voorwerp
    • 4. Leg de tomatenhelften met de snijkant naar beneden in de saus. Laat ze zeven minuten garen. Draai ze om en laat ze nog enkele minuten garen. [3] 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]