sniffen
- snif·fen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sniffen |
snifte |
gesnift |
zwak -t | volledig |
sniffen
- huilen op een ingehouden manier
- "Ik ben trots dat ik niet huilde waar ze bij was", aldus de voormalig president. Maar op weg terug naar huis, in de auto met zijn beveiligers, kwamen de tranen. "De Secret Service-agenten keken recht voor zich uit en deden net alsof ze niet hoorden dat ik zat te sniffen en mijn neus snoot. Het was pittig." De jongste dochter Sasha Obama woont nog thuis. Haar ouders zijn in Washington blijven wonen zodat ze daar de middelbare school kan afmaken. [2]
- ophalen van een loopneus
- Niezen, sniffen, snuiten, hoesten. De tijd is er weer voor. En dus is het tijd voor wat grieppreventie. Want hoe voorkom je die nare griep? [3]
- aandachtig ruiken
- Het woord sniffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sniffen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ sniffen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 28 september 2017 Dochter op kamers voelt voor Obama als openhartoperatie
- ↑ De Telegraaf 4 januari 2016 Winter door zonder snotteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be