• snui·ven
  • In de betekenis van ‘hoorbaar door de neus ademen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snuiven
snoof
gesnoven
klasse 2 volledig

snuiven

  1. inergatief sterk door de neus inademen (om te ruiken)
    • Hij snoof eens flink en zei: "Ik ruik koffie!". 
     En daarom was hij de eerste die merkte dat het witte paard van Sinterklaas zo raar stond te hijgen en te snuiven.[2]
     Met haar lange neus snoof ze mijn geur op en kwam nog een aantal stappen naar me toe.[3]
  2. overgankelijk iets door snuiven in de neus opzuigen
    • In de Verenigde Staten wordt veel tabak gesnoven en gepruimd. 

de snuivenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snuif
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "snuiven" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 11
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be